Naar een toekomstperspectief voor de hele stad bij verduurzaming van warmte

July 2025

Table of Contents

Samenvatting

Het voorliggende advies geeft overwegingen en aanbevelingen van het Haags Klimaatberaad voor de totstandkoming van het Warmteprogramma van de gemeente. We geven overwegingen met een bredere strekking en beogen vooral het perspectief te vergroten voor die wijken en buurten waarvoor vooralsnog geen duidelijk toekomstperspectief geschetst kon worden, de zgn. ‘gele wijken’. Het is belangrijk dat de gemeente bij het Warmteprogramma ook het elektriciteitsnet en koeling betrekt. We bepleiten dat het Warmteprogramma in samenspraak met bewoners en de netbeheerder opgesteld wordt. Een dergelijk integraal geformuleerd warmteprogramma vergroot de kans op een ontwikkeling waarin betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid samenkomen. In de volgorde van de toelichting luiden de zeven adviezen als volgt.

  1. Breng in kaart waar risico’s rond netcongestie en netspanning spelen en communiceer daarover. Bevorder slimme oplossingen zolang het net niet verzwaard kan worden. Maak duidelijk welke prioritering er geldt bij de netverzwaring, welke tijdslijn daarbij wordt gehanteerd en hoe bewoners daarbij worden betrokken.
  2. Denk na vanuit het hele energiesysteem en betrek daarbij ook de verwachte toename van de koudevraag.
  3. Houd ook bij de corporatiewoningen tempo. Maak daartoe als gemeente duidelijker prestatieafspraken met de corporaties.
  4. Ontwikkel per buurt breed en actief isolatiebeleid met adequate doelen. Gebruik daarbij, om de kosten zo laag mogelijk te houden, de ‘spijtvrije isolatie’ (de mate van isolatie die altijd verstandig is).
  5. Geef bewoners in iedere buurt een handelingsperspectief voor de energietransitie (warmte, elektriciteit, koude), met heldere oplossingsrichtingen. Begin daar waar het toekomstbeeld duidelijk is. Welke partij moet op welk moment welke stappen nemen om de transitie tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten te realiseren?
  6. Werk bij het opstellen van het Warmteprogramma maximaal met bewonersorganisaties samen, consulteer hen. Maak helder welke waarden daarbij leidend zijn. Treed in open dialoog. Zoek naar co-creatie van beleid die verder gaat dan participatie in de vorm van informeren of adviseren. Kortom, echte samenwerking.
  7. Voeg bij het Warmteprogramma een cijfermatige raming van de bespaarde broeikasgasemissies per voorgestelde keuze en vergelijk deze met de landelijke ontwikkeling en eigen ambities. Communiceer hierover.

Aanleiding

De gemeente Den Haag heeft een Transitievisie Warmte, die in december 2022 is vastgesteld. De gemeente wil een concept van de actualisatie hiervan (genaamd Warmteprogramma) eind 2025 gereed hebben en het definitieve Warmteprogramma in 2026 vaststellen. Dit programma beschrijft de acties gericht op verduurzaming van het warmtegebruik in de gemeente tot 2035.

In de huidige Transitievisie Warmte wordt voor veel wijken en buurten[1] een duidelijk perspectief geboden (meestal warmtenetten of all-electric verwarming voor woningen en bedrijven). Daar wordt vaak ook concreet aan gewerkt. In veel andere wijken en buurten is het huidige beeld dat tot 2040 alles nog mogelijk is. Het betreft meer dan 100.000 woningen. In de Transitievisie zijn deze wijken geel gekleurd; daarom zullen we deze aanduiden als de ‘gele wijken’. Bewoners van deze wijken en buurten wordt aangeraden hun huizen te isoleren en waar mogelijk een hybride warmtepomp aan te schaffen. Het hier voorliggende advies richt zich vooral op deze ‘gele’ wijken, maar beoogt ook overwegingen te geven die voor de hele stad gelden.


Verduidelijk de samenhang van warmte en elektriciteit

Nadenken over warmte kan vanwege het volle elektriciteitsnet niet langer zonder ook rekening te houden met elektriciteit. In veel straten zijn de kabels nu al zwaarder belast dan waarvoor ze ontworpen zijn. Het beleid van de gemeente moedigt bewoners aan om verder te elektrificeren. Denk aan de overstap op inductiekookplaten of elektrische auto’s. Het gebruik daarvan kent vaak gelijktijdige momenten waarin het ‘piekverbruik’ hoog is (mensen koken tegelijk en laden de auto op wanneer ze thuiskomen). Ook wordt de aanschaf van zonnepanelen aangemoedigd. Dit alles leidt volgens metingen van burgers in sommige straten nu al tot problemen[2]. Zeven Haagse politieke partijen hebben hierover samen alarm geslagen[3]. Op korte termijn kan dit leiden tot uitval van midden- of laagspanningstrafo’s, laagspanningskabels, en elektrische apparatuur in huis. In de winter komen in het ergste geval mensen in de kou te zitten. Alle vormen van verwarming – ook de gasgestookte CV – hebben immers elektriciteit nodig. Wellicht moet onder ogen gezien worden dat all-electric of zelfs hybride warmtepompen niet overal waarvoor dit in 2022 de geprefereerde optie was, op korte termijn mogelijk zullen zijn. Dit speelt elders ook. De gemeente Nijmegen heeft inmiddels met hulp van Royal Haskoning DHV en CE Delft een nieuw warmteprogramma gemaakt. Vanwege de kwaliteit van het elektriciteitsnet wordt all-electric daar als optie afgewezen, maar wordt wel een aantal wijken aangewezen waar hybride warmtepompen de komende tien jaar de beste optie zijn[4]. Omdat het elektriciteitsnet (te) zwaar belast is, is het van groot belang dat een warmteprogramma ook de wisselwerking met het gebruik en de verzwaring van het elektriciteitsnet meeneemt. Daarbij vormt elektrificatie van de warmtevraag niet alleen een uitdaging, maar kan het in combinatie met goed isoleren op termijn ook kansen bieden tot netbalancering en het verminderen van de piekbelasting.

Het elektriciteitsnet in de stad kent twee problemen. Beide hangen samen met elektriciteitsvraag of -aanbod dat groter is dan het stroomnet aankan. Het ene probleem heet congestie. Hierdoor moeten nieuwe aansluitingen voor grootverbruikers geweigerd worden. De ander is het al genoemde spanningsprobleem, waarbij te veel zware apparaten in een straat gelijktijdig veel stroom gebruiken of leveren. Bewoners weten niet waar het elektriciteitsnet risico’s loopt en kunnen hun gedrag niet zodanig vormgeven dat mogelijke problemen worden verminderd. Netbeheerder Stedin kan op dit moment de capaciteitsbelasting van de laagspanningskabels in de straat niet meten. De indruk bestaat dat de andere grote netbeheerders Enexis en Liander hier verder in zijn en het zou goed zijn als deze capaciteitsbelasting zichtbaarder wordt.

Netbeheerder Stedin bepaalt in overleg met de gemeente Den Haag de prioritering van verzwaring van het elektriciteitsnet voor laag- en middenspanning. Hiertoe is een Taskforce Netcongestie opgericht[5]. De focus van Stedin ligt nu vooral bij gebiedsontwikkeling, en verzwaring van het middenspanningsnet. De wijken met als voorkeursoptie all-electric zijn meestal recent gebouwd en zijn goed in beeld. Waar de gemeente in de Transitievisie Warmte aangeeft dat er voor 2040 nog geen keuze is gemaakt, hanteert Stedin een afwachtend beleid voor netverzwaring. Duidelijke tijdslijnen voor het verzwaren van het bestaande laagspanningsnet ontbreken nog. Nadat de capaciteitsbelasting beter in beeld is gebracht, is het belangrijk dat Stedin duidelijker communiceert waar en wanneer bij huidige ontwikkeling risico’s ontstaan. Ook kunnen Stedin en de gemeente helderder communiceren in welk tempo welke verbeteringen plaatsvinden. En soms zijn, samen met bewoners, al slimmere oplossingen voor het gebruik van het elektriciteitsnet mogelijk. Stedin denkt hier actief over na. Interessant is een voorbeeld uit Amsterdam waar bewoners via een app kunnen reageren op risico’s die het net loopt en ook worden beloond als ze hierop inspelen. Slimme apparaten, waaronder warmtepompen met boilers die piekbelasting kunnen voorkomen, kunnen daarbij helpen; fabrikanten werken al aan protocollen om sturing mogelijk te maken.

Een lastige vraag is welke criteria gehanteerd kunnen worden bij de verzwaring van het net. Stedin is voor de verzwaring primair verantwoordelijk. De gemeente gaat na hoe werkzaamheden zijn af te stemmen met bijvoorbeeld vernieuwing van riolering of ander werk in de openbare ruimte. Het ligt voor de hand het net als eerste daar te verzwaren waar de kans op uitval voor een groot aantal aansluitingen het grootst is. In de praktijk zullen dat vaak de straten en buurten betreffen waar vraag naar en aanbod van elektriciteit het snelst toenemen. Dat zijn doorgaans de buurten met meer welvarende burgers. Zij hebben immers geld om zonnepanelen, warmtepompen of elektrische auto’s aan te schaffen. Een dergelijke volgorde zou de ongelijkheid in de stad kunnen vergroten. Dit is niet wat de meeste bewoners willen. Uit een onlangs verschenen studie naar voorkeuren van inwoners van Den Haag inzake de overgang naar aardgasvrij wonen blijkt dat een grote meerderheid van de bewoners het (helemaal) eens is met deze transitie, onder de voorwaarde dat het de samenleving als geheel zo min mogelijk kost en mensen met weinig geld extra hulp krijgen[6]. Het zou goed zijn als Stedin en de gemeente expliciet zijn over de criteria die ze hanteren bij de netverzwaring; dat helder is hoe in overleg wordt besloten; en dat duidelijk is welke rol bewonersorganisaties daarbij kunnen spelen. Na dit overleg is communicatie hierover van groot belang.


Het energiesysteem

Er speelt nog een tweede verandering sinds het verschijnen van de Transitievisie Warmte. De laatste jaren is duidelijk geworden dat het belangrijk is om na te denken over de samenhang tussen de onderdelen van ons toekomstige energiesysteem: warmte, elektriciteit en brandstof. Vanuit de ontwikkelpaden van het hele energiesysteem moet doordacht worden welke tussenstappen er voor de verschillende elementen nodig zijn om bij het gewenste eindbeeld te komen. In 2050 hebben gebouwen bijvoorbeeld veel minder energie nodig voor warmte en elektriciteit dan nu. Het verbruik kan volgens het Expertteam Energiesysteem met wel 50 tot 70% afnemen. De verhouding van elektriciteit en andere vormen van warmte-opwekking wordt helemaal anders. Daar staat tegenover dat gebruik van koeling zal toenemen, in het bijzonder in steden zoals Den Haag waar de temperatuurstijging door klimaatverandering al voelbaar is. Het KNMI liet onlangs zien dat in het scenario met sterke temperatuurstijging en veel droog weer in het jaar 2100 eens in de tien jaar in een viertiendaags gemiddelde in de zomer geen gemiddelde temperatuur van 23,1 graden te verwachten is zoals nu, maar van 29 graden. Het ‘stadseffect’ komt daar dan nog bij, met in het bijzonder warme nachten[7]. Dus ook los van de netcongestie is het voor de lange termijn belangrijk om vanuit het hele energiesysteem te denken[8]. Niet alleen elektriciteit en warmte, maar ook koude zijn daarvan een onderdeel.


Advies 1

Breng in kaart waar risico’s rond netcongestie en netspanning spelen en communiceer daarover. Bevorder slimme oplossingen zolang het net niet verzwaard kan worden. Maak duidelijk welke prioritering er geldt bij de netverzwaring, welke tijdslijn daarbij wordt daarbij gehanteerd en hoe bewoners daarbij worden betrokken.


Advies 2

Denk na vanuit het hele energiesysteem en betrek daarbij ook de verwachte toename van de koudevraag.


Schets een tijdpad en geef zo handelingsperspectief

De gemeente baseert zich bij de warmtevisie voor buurten en wijken op de Actualisatie Startanalyse door het PBL, die medio maart 2025 is verschenen[9]. Hierin is voor alle wijken en buurten van Nederland aangegeven wat de goedkoopste manier is om warmte te verduurzamen en hoeveel meer het kost om dat op andere manieren te doen (dat gaat over de totale kosten, niet wie die betaalt)[10]. Op het eerste gezicht komt de voorkeur van Den Haag voor de wijken waar in 2040 gekozen is voor all-electric en warmtenetten overeen met de Actualisatie Startanalyse van PBL. Voor de wijken en buurten waarvoor Den Haag geen uitspraken doet, worden door PBL ook keuzes gesuggereerd.

Voor veel buurten bestaat de beste warmteoptie uit een combinatie van warmteopties en zijn dus keuzes mogelijk. In de ‘gele wijken’ van Den Haag gaat het daarbij om een combinatie van redelijke isolatie, warmtenetten, hybride warmtepompen en schoon gas (groen gas of waterstof). In landelijke scenario’s – en de gemeente volgt dit – geniet schoon gas voor de gebouwde omgeving echter niet de voorkeur. Reden is dat schoon gas schaars en duur is en dat toepassingen waarvoor geen alternatief is urgenter zijn[11].

Omdat de gemeente keuzes moet maken over de toe te passen warmteoptie in wijken en buurten, kampen woningeigenaren, bewoners en corporaties met verschillende vormen van onzekerheid. Duidelijk is dat isolatie altijd het startpunt voor verduurzaming moet zijn en dat isolatie zich doorgaans vertaalt in een comfortabeler leefomgeving en lagere energiekosten. Een belangrijke vraag is echter hoever de isolatie moet gaan. Zeer vergaande isolatie in huizen waar dat grote investeringen vergt is vaak eigenlijk te duur. Dat, wat technisch mogelijk is, is niet altijd het slimst. Daarom is het begrip ‘spijtvrije isolatie’ ontwikkeld[12]. Woningeigenaren willen hun huizen toekomstbestendig maken, maar weten op dit moment niet aan welke warmteoplossing en dus welke mate van isolatie ze goed doen en wat voor hen voordelig is. De gemeente kan in overleg met bewonersorganisaties duidelijker aangeven wat zij in welke buurten en wijken de ‘spijtvrije isolatie’ vindt. Bewoners weten dan beter waar ze aan toe zijn. Omdat spijtvrije isolatie een robuuste maatregel is, die in alle opzichten – duurzaamheid, betrouwbaarheid, kosten – goed scoort, is het zinvol als de gemeente dit breder en actiever zou ondersteunen.

Ook woningcorporaties weten niet waar ze aan toe zijn. De gemeente kent inzake isolatie een dubbele aanpak. Door de combinatie van energie met sociale problematiek worden in de gemiddeld armere wijken en buurten veel huizen met een slecht energielabel geïsoleerd (de zgn. E, F en G-aanpak). Daarnaast is het idee dat in wijken die in de Transitievisie Warmte aangewezen zijn als warmtewijken binnen afzienbare termijn aansluiting op WamtelinQ mogelijk is. Dit is het grote warmtenet dat restwarmte uit de haven van Rotterdam aanvoert. WarmtelinQ kent echter een grote vertraging en kostenoverschrijding. In deze wijken zijn relatief veel corporatiewoningen. De woningcorporaties die in deze wijken hun bezit (willen) verduurzamen weten nu niet precies waar ze wanneer aan toe zijn. Een verschillend isolatieniveau vraagt immers om een andere temperatuur van het warmtenet. Gemeente en woningcorporaties kunnen hun plannen beter afstemmen. Waar dat mogelijk is, is van belang hier ook de wijkorganisaties te betrekken. Van belang is immers zoveel mogelijk samen op te trekken. Landelijk zijn er prestatieafspraken gemaakt met corporaties. De uitvoering daarvan is niet eenvoudig. Belangrijk is daarbij om ook in de armere buurten en in de warmtenetbuurten daadwerkelijk tempo te houden in de transitie. Daarom is het van groot belang dat de gemeente en Haagse woningcorporaties hun plannen beter afstemmen en op het terrein van duurzaamheid prestatieafspraken maken.

De ontwikkeling van warmteoplossingen in ‘gele’ wijken en buurten is nu divers. In enkele wijken wordt al gewerkt aan een klein warmtenet[13]. Anderen zouden dat wel willen, maar zien te veel onzekerheid. Warmtenetten zijn op dit moment – net als veel andere maatregelen – duur. Hier en daar installeren individuele woningeigenaren hybride warmtepompen. Dat is voor de komende tien jaar een goede tussenoplossing. Het gasgebruik neemt af en over tien jaar weten we meer. Maar ook hybride warmtepompen kosten extra elektriciteit[14]. Hybride warmtepompen leggen geen groot beslag op de ‘piekvraag’, omdat in tijden van strenge koude de cv immers bijspringt. Zoals hierboven uitgelegd is, blijft de vraag hoelang het elektriciteitsnet extra vraag nog aan kan. Ook kan de aanschaf van hybride warmtepompen het perspectief voor overige bewoners in de buurt die voor hun woning wel de mogelijkheid hebben van een collectieve oplossing – zoals appartementsgebouwen – verslechteren[15]. Voor warmtenetten is het immers doorgaans van belang dat zoveel mogelijk bewoners meedoen. En als sommigen al een voor hen acceptabele tussenoplossing hebben gevonden in de vorm van een hybride warmtepomp, zullen zij hier minder makkelijk mee akkoord gaan.

De ‘gele’ wijken hebben dus tot 2035 maar een beperkt handelingsperspectief: isolatie is het startpunt, maar na isolatie wordt er nog steeds gas gebruikt; op schone gassen kan niet gerekend worden, warmtenetten komen moeilijk tot stand en de installatie van hybride warmtepompen wordt gaandeweg niet meer overal mogelijk, gezien de krapte op het elektriciteitsnet. Ook de gemeenteraad maakt zich hier zorgen over[16]. Hoe worden betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid in deze periode geborgd? Zeker tijdens de verkoop van huizen – het moment waarop vaak overwogen wordt een huis op te knappen – worden zo belangrijke kansen tot verduurzaming gemist door dit gebrek aan perspectief.

Bij het verstrekken van nieuw handelingsperspectief ligt het voor de hand te beginnen in die wijken en buurten waar dit het meest duidelijk is. Opgemerkt werd al dat in veel analyses de kosten van verschillende duurzame opties dichtbij elkaar liggen. Dan is het lastig een duidelijk eindbeeld te geven. Maar daar waar de kosten erg verschillen is dat makkelijker. In de situatie dat een bepaald eindbeeld veel duurder is dan de andere, kan een duidelijke uitspraak zijn dat in elk geval die optie niet voor de hand ligt. Perspectief kan zo ook geleidelijk ontstaan.


Advies 3

Houd ook bij de corporatiewoningen tempo. Maak daartoe als gemeente duidelijker prestatieafspraken met de corporaties.


Advies 4

Vierde advies: Ontwikkel samen met bewonersorganisaties per buurt breed en actief isolatiebeleid met adequate doelen. Gebruik daarbij om de kosten zo laag mogelijk te houden de ‘spijtvrije isolatie’ (de mate van isolatie die altijd verstandig is).


Advies 5

Vijfde advies: Geef bewoners in iedere buurt een handelingsperspectief voor de energietransitie (warmte, elektriciteit, koude), met heldere oplossingsrichtingen. Begin daar waar het toekomstbeeld duidelijk is. Welke partij moet op welk moment welke stappen nemen om een transitie tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten te realiseren?


Werk samen en zoek naar co-creatie in beleid

Gemeente en wijkverenigingen hebben elkaar de laatste jaren beter leren kennen. Maar hier is nog verbetering mogelijk[17]. De scores in een landelijke monitor voor ‘mogen meebeslissen’ en ‘onderling vertrouwen’ zijn laag[18]. Zonder adequate uitvoeringsorganisatie zal het Warmteprogramma van de gemeente het risico lopen een papieren tijger te blijven. Bewonersorganisaties kunnen hierbij een cruciale rol spelen doordat het hen minder moeite kost om ‘achter de voordeur’ te komen dan de gemeente[19].

De gemeente werkt samen met het Haags Bewonersplatform Energietransitie[20]. Het is belangrijk om te beseffen dat de zeer waardevolle actieve bewoners niet een representatieve afspiegeling van de stad zijn. Actieve bewoners zetten zich actief voor de transitie in, terwijl de gemiddelde bewoners daarbij ook aarzelingen hebben. Het al genoemde onderzoek van Populytics naar het Haagse warmtebeleid verdeelt de bevolking van Den Haag in vijf groepen. De grootste ‘middengroep’ van 59% kan zich goed in de huidige beleidsinzet vinden. Nog eens 17% steunt die eveneens, maar zou nog meer inzet op eerlijke kostenverdeling wensen. Een kleinere groep van 9% vindt dat woningen door deze transitie vooral fijner moeten worden, dan wel er juist meer vaart gemaakt moet worden (9%) of daarentegen dat het klimaatbeleid overdreven is en bewoners zelf zoveel mogelijk invloed moeten hebben (5%).

Belangrijk is dat de gemeente nog meer helderheid schept in welke waarden voor haar leidend zijn. Uiteraard kent de Transitievisie uitgangspunten, zoals de inzet op voorrang voor lokale warmte en de uitspraak dat niet de techniek, maar het gevolg voor mensen centraal staat. Nog zinvoller is het echter om ook meer algemene waarden te formuleren, op basis waarvan bewoners begrijpen waarom welke keuzes worden gemaakt. Een goed voorbeeld wordt gegeven door de gemeente Utrecht, die in haar Transitievisie duidelijk uitlegt welke publieke waarden centraal staan en via een wegingstabel uitlegt hoe belangrijke keuzes gemaakt zijn[21]. Voorbeelden van die waarden zijn duidelijkheid en betaalbaarheid van de keuzes en dat het voor de bewoners zo min mogelijk gedoe oplevert. Deze worden ook in de praktijk gebruikt. Het ligt daarbij voor de hand dat de gemeente Den Haag aansluit bij wat de bewoners het belangrijkst vinden – maar, zoals al aangegeven, is dat niet onder een enkele noemer te vangen. Toch suggereren we hierbij in elk geval met drie waarden rekening te houden:

  • De diepgevoelde wens om naar oplossingen te zoeken die naar de laagste maatschappelijke kosten leiden (waarbij isolatie het startpunt is), en
  • daarbij in het bijzonder te letten op de kosten voor de mensen met een kleine beurs. Hierbij is echter
  • ook van belang wat ‘procedurele rechtvaardigheid’ wordt genoemd[22]: de betrokken inwoners het gevoel geven dat er sprake is van een net proces, waarin met alle relevante aspecten rekening wordt gehouden en waarin de verschillende belangen van verschillende groepen gehoord en op een nette wijze afgewogen worden in het maken van beleid. In de praktijk kan dat bijvoorbeeld door bij collectieve oplossingen de eis te hanteren dat van de betrokken bewoners die zich erover uitspreken 70% met het initiatief instemt[23].

Het zal altijd schipperen zijn recht te doen aan deze verschillende opvattingen, maar wat daarbij helpt zijn heldere communicatie en een maximale samenwerking die zich richt op de ‘co-creatie’ van beleid met bewoners en wijkverenigingen. Het zal immers nog steeds niet mogelijk zijn overal al een eindbeeld te schetsen. Maar ook daar zullen er meer en minder duidelijke elementen van dat toekomstbeeld kunnen zijn. Voor die wijken en buurten is het van belang ervoor te zorgen dat het Warmteprogramma niet een document is dat eens in de zoveel jaar uit het stadhuis tot de burgers komt, maar dat het een proces wordt van co-creatie van beleid, waarin het gezamenlijk te ontwikkelen beeld steeds duidelijker wordt. Co-creatie kan daarbij inhouden dat de gemeente een visie heeft op de meerwaarde en rol van bewonersinitiatieven (ook in verhouding tot het nog te ontwikkelen publieke warmtebedrijf); een afwegingskader heeft wanneer wel en niet met de bewoners wordt samengewerkt, en duidelijk aangeeft welke vormen van ondersteuning, financiering en aanspreekpunten binnen de gemeente al of niet mogelijk zijn.

 

Advies 6

Werk bij het opstellen van het Warmteprogramma maximaal met bewonersorganisaties samen, consulteer hen. Maak helder welke waarden daarbij leidend zijn. Treed in open dialoog. Zoek naar co-creatie van beleid die verder gaat dan participatie in de vorm van informeren of adviseren, maar ga echte samenwerking aan.


Meet en stuur bij

De gemeente heeft de ambitie dat alle inwoners, instellingen en bedrijven in 2030 bij elkaar klimaatneutraal te zijn. Gezien de landelijke raming voor broeikasgasemissies in de gebouwde omgeving en mobiliteit grenst dat aan het onmogelijke[24]. Landelijk wordt verwacht dat de broeikasgasemissies in de gebouwde omgeving in 2030 iets meer dan de helft zijn van die in 1990, terwijl in het verkeer de daling minder is. Het zou dus heel mooi zijn als de broeikasgasemissies in Den Haag de helft van die in 1990 kunnen bedragen, maar dat is iets anders dan nul[25]. Er is geen helder beleid voor de nationale emissies in de periode na 2030. Wel is er Europees beleid afgesproken, met een eigen emissiehandel (het zogenaamde ETS2), die voorziet rond 2044 Europa-breed geen nieuwe emissierechten in de gebouwde omgeving meer ter beschikking te stellen. We weten niet hoe dat allemaal gaat, maar als de feitelijke afname van de broeikasgasemissies deze in het handelssysteem voorziene daling niet kan bijbenen, kan dat voor een zeer sterke toename van energieprijzen zorgen. Het is voor de bewoners van Den Haag van groot belang dit voor te zijn en ook daarom is het cruciaal dat er goed inzicht bestaat in de voortgang van het Warmteprogramma.

De gemeente is voornemens dit najaar een cijferbasis voor broeikasgasemissies, vraag naar en aanbod van energie op het grondgebied van de stad, te presenteren. Het is verstandig om het Warmteprogramma gepaard te laten gaan met een adequate raming van de afname van het energieverbruik en de broeikasgasemissies die het oplevert. Op deze wijze is goed te vergelijken of het programma strookt met de landelijke raming van de broeikasgasemissies. Ook kan de gemeente dan bezien hoe het beeld uit het programma spoort met haar ambities en hetzij het programma, hetzij de ambities bijstellen. Daarnaast geeft een dergelijke raming inzicht in welke beleidskeuzes leiden tot de grootste winsten op het gebied van energieverbruik en emissiereductie en welke meer voorwaardenscheppend zijn. Daarmee wordt duidelijk wat de meeste doeltreffende en doelmatige opties zijn.


Advies 7

Voeg bij het Warmteprogramma een cijfermatige raming van de bespaarde broeikasgasemissies per voorgestelde keuze en vergelijk deze met de landelijke ontwikkeling en eigen ambities. Communiceer hierover periodiek naar de bewoners.


Colofon

Het Haags Klimaatberaad heeft dit advies op 4 juni 2025 vastgesteld. Het heeft veel baat gehad bij meerdere gesprekken met leden van verschillende duurzame wijkorganisaties, met medewerkers van de gemeente en van Stedin. Een concept van het advies is gereviewed door de deskundigen Joop Oude Lohuis, Steven van Polen en Gijs Termeer; hun opmerkingen zijn met dank verwerkt.


[1] De gemeente lijkt het begrip wijken en buurten door elkaar heen te gebruiken. Wijken zijn grotere eenheden dan buurten, wijken kennen doorgaans meerdere buurten. Soms zijn bewoners georganiseerd op wijk-, soms ook op buurtniveau. In dit advies mag bij wijken ook buurten gelezen worden en andersom.

[2] Zie bijvoorbeeld Wijkblad Benoordenhout, april 2025, blz. 14. Eerder in bijvoorbeeld Wijkvereniging Benoordenhout en Stichting Duursaam Benoordenhout, Zienswijze wijk Benoordenhout op Omgevingsvisie Den Haag, 6 maart 2025.

[3] Zorgen om overbelast stroomnet: partijen trekken samen aan de bel, Nieuwsblad Den Haag, 21 mei 2025. Onder andere kopjes te vinden op websites van sommige van deze politieke partijen.

[4] Gemeente Nijmegen, Warmtevisie 2024.

[5] Deze Taskforce richt zich vooral op congestie (dus het nadenken over nieuwe aansluitingen waar dat nu niet mogelijk is), maar minder op spanningsproblemen.

[6] Populytics, Voorkeuren van inwoners bij de overgang naar aardgasvrij wonen en werken in Den Haag, bijlage bij commissiebrief gemeente Den Haag, 18 maart 2025.

[7]. L. van Voorst en H. van den Brink, De impact van klimaatscenario’s op de warmte- en koudevraag voor de gebouwde omgeving (versie 2), KNMI maart 2025

[8] Afscheidsrede professor Annelies Huygen, De omkering van het energiesysteem, Universiteit Utrecht, 5 februari 2025.

[9] Planbureau voor de Leefomgeving, Actualisatie Startanalyse, Den Haag 2025. Extra netkosten zijn hierin meegenomen. Er zijn ook andere analyses, die landelijk niet tot heel andere uitkomsten komen. Zie ook de Handreiking voor lokale analyse door het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie, 2025. In deze analyses wordt naar de kosten over meerdere jaren gekeken, zodat investeringen in isolatie of andere vormen van verwarming vergeleken kunnen worden met kosten van bijvoorbeeld gas of elektriciteit.

[10] Er is een verschil tussen de nationale kosten en eindgebruikerskosten. Eindgebruikerskosten zijn wat mensen betalen. Deze worden beïnvloed door belastingen en subsidies. Omdat de gemeente daar maar in beperkte mate invloed op heeft en belastingen/subsidies in de loop der tijd veranderen, is voor het gemeentelijk beleid de nationale kosten het belangrijkst.

[11] Zie bijvoorbeeld Planbureau voor de Leefomgeving, Toekomstverkenning Nederland 2050, Den Haag 2024.

[12] Zie bijvoorbeeld N. Hoogervorst, Hoe naar een aardgasvrije gebouwde omgeving in 2050? PBL 2024

[13] In heel Den Haag is er nu sprake van 28 groepen bewoners die de mogelijkheid van een lokaal warmtesysteem onderzoeken. Zie gemeente Den Haag, Haagse inwoners onderzoeken mini-warmtenetten in eigen beheer, 24 april 2025.

[14] Een all-electric warmtepomp gebruikt, afhankelijk van het type, 3500 tot 6000 kWh. Een hybride warmtepomp gebruikt 2000 tot 2500 kWh (dan wordt nog plm 700 m3 gas gebruikt, tegen 1200 m3 met een gas CV). De aansluitwaarde van een hybride warmtepomp is 1 tot 1,5 kW, van een all-electric 6 tot 12.

[15]  Vgl. Algemene Rekenkamer, Een koud bad voor warmtenetten, 2025.

[16] Zie bijvoorbeeld het antwoord van het college op de vragen van gemeenteraadslid Dumoulin, luidend ’overspannen advisering’(RIS321813) en de aangenomen motie in het debat over duurzaamheid op 22 mei, ’Geef duidelijkheid over warmte oplossing’.

[17]Door wijkverenigingen als goed voorbeeld ervaren was het overleg van enkele jaren geleden over de ‘tien wijken’, die extra aandacht kregen. Dit is echter beëindigd. Zo’n overleg kost de gemeente tijd, maar een dergelijk type investering is nodig wil de transitie succesvol worden.

[18] Nationale Monitor Buurkracht, 2024.

[19] Zie voor suggesties Klimaatstichting HIER, Verduurzaming van woningen – naar een effectieve samenwerking tussen gemeenten en bewonersorganisaties, 2025.

[20]  Dit platform is een samenwerking tussen Duurzaam Den Haag, 25 bewonersorganisaties en andere aangesloten organisaties.

[21] Zie hiervoor de Transitievisie Warmte Deel 2, met daarin onder andere een wegingstabel die uitlegt hoe keuzes voor warmte-oplossingen per buurt zijn gemaakt.

[22] Zie bijvoorbeeld Expertsysteem Energiesysteem 2050, Energie door perspectief: rechtvaardig, robuust en duurzaam naar 2050, RVO 2023.

[23] In kleinere gemeenten wordt zelfs de eis gesteld dat 70% van alle bewoners met een initiatief instemmen. Dit impliceert dat degenen die niet meestemmen als tegenstander worden geteld. In een grote gemeente als Den Haag zal dit niet werken. Zie bv Noe van Hulst, Advies over het pilotproject Stad Aardgasvrij (Stad aan het Haringvliet), 2024.

[24] PBL raamt in de Klimaat- en Energieverkenning 2024 dat in 2030 de broeikasgasemissies in de gebouwde omgeving met 47,5% ten opzichte van 1990 zijn gedaald. In 2035 loopt dat op naar 55%. Daar komt het (snellere) schoner worden van het elektriciteitsverbruik nog bij. De emissiedaling in de mobiliteit gaat langzamer en is ook van belang voor de gemeente, maar minder relevant voor het Warmteprogramma. Emissies in de industrie en landbouw spelen in de gemeente Den Haag geen grote rol.

[25] In 2018 schetste CE Delft via de methode van backcasting vier mogelijke beelden van een klimaatneutraal Den Haag in 2030 of 2040 (CE Delft, Backcasting Den Haag 2018). Het beeld was toen dat zonder additioneel beleid de broeikasgasemissies in 2030 ongeveer 47,5% lager zouden zijn dan in 1990 (CE Delft gebruikt hiervoor overigens de term CO2); dit was vrijwel geheel via het ’meeliften’ op het nationale beleid.  In die beelden zouden daar vanaf 2018 8.000 – 15.000 extra woningen per jaar van het aardgas afgaan.